zaterdag 20 juni 2009

Dag 24: Santibañez de Valdieglesias - Santa Catalina de Somoza


Tijdens de nacht heft Hugo een snurkersaria aan, die blijkbaar zo luid is dat een Spaanse kamergenoot tegen 23 uur zijn biezen pakt en in de verblijfsruimte op de zetel gaat liggen. Even later blijken ook de oorstopjes van een jonge Duitse kamergenoot niet bestand tegen Hugo's snurkgeweld. Ook hij verdwijnt uit de kamer. Het is natuurlijk een manier om een kamer voor jou alleen te hebben, maar Hugo voelt zich vreselijk schuldig. Na een tijdje keert de Duitser toch maar terug. Vermoedelijk met een betere kwaliteit oorstopjes, want hij slaapt snel in.

Om kwart na zes vertrekken we in het schemerdonker. Wegens geen winkel ook geen ontbijt. We zullen het weer met een paar graanrepen moeten stellen. Als de zon opkomt lopen we over een grintweg de heuvels in. Op het geknars van de steentjes onder onze schoenen na, is het oorverdovend stil. We komen voorbij het Crucero de San Toribio, een stenen kruis die de oude Sint-Jakobsroute markeert.



Even later eten we in San Justo de la Vega een uit de kluiten gewassen croissant en een chocoladebroodje. De twee Zweedse dames, die gisterenavond bij ons aan tafel zaten, komen ook binnen voor een ontbijt. Omdat de parate kennis van het Zweeds bij de Spaanse waardin beperkt is, springt Hugo even bij om het gewenste voedsel op het juiste bord te krijgen.


Een uurtje later komen we in Astorga aan, een van oorsprong Romeinse stad. We lopen langs de opgravingen van een Romeinse vila, langs het schitterende stadhuis en komen uit bij het bisschoppelijk paleis, gebouwd door de geniale Catalaanse architect Gaudí. Ertegenover staat de prachtige gotische kathedraal. Binnen bewonderen we de glasramen en het speciaal uurwerk dat 12 uur zon en 12 uur sterren aangeeft.



In de kleine Ermita Ecce Homo even buiten Astorga branden we een kaarsje om te bedanken dat we al zover hebben mogen stappen zonder al teveel problemen en voor iedereen die onze blog leest of erop reageert. Jullie reacties, soms grappig, dan weer aanmoedigend, zijn een echte steun voor ons. Bedankt allemaal.





We vatten de laatste 10 km aan. Jenny's linkerbeen begint te trekken, steeds na ongeveer 4 uur stappen. De Montes de León, waar we morgen over moeten, komen steeds dichterbij. In Santa Catalina de Somoza aangekomen, krijgen we een plaats toegewezen in een kamer met 5 stapelbedden. Het is een zeer nette albergue met een volledig uitgeruste badkamer. Omdat we zowat uitgehongerd zijn, gaan we voor het douchen nog eerst iets eten. We kiezen voor een racion cecina, rundsvlees op dezelfde wijze geprepareerd als de jamón van varken. Het is een lokale specialiteit en erg lekker. Ook Claude en Martine komen binnen en eten een stukje mee.


Daarna douchen we ons, doen de was en werken onze blog bij. 's Avonds zitten we samen aan tafel met de Brit Alex uit London en Claude en Martine. Alex is getrouwd met een Peruaanse en spreekt perfect Spaans. Gelukkig is zijn Frans ook niet slecht, zodat het gezellig tafelen wordt, want de taalkennis van onze Franse vrienden is beperkt tot hun moedertaal.

Al 550 km gedaan, nog 268 km te gaan. We hebben al twee derde van de tocht in de benen.

vrijdag 19 juni 2009

Dag 23: Villar de Mazarife - Santibáñez de Valdeiglesias


Rond 6 uur klepperen de ooievaars ons wakker. Jenny zou nog liever wat blijven luieren. Langer slapen betekent echter ook langer in de hete zon lopen, dus staat ze toch maar op. Er hangt nog een paar sokken van Hugo op de wasdraad, maar alles behalve de voordeur is afgesloten. Dus laten we ze noodgedwongen achter. Nog twee paar over dus.



Eerst stappen we 12 km over een asfaltweg. Links en rechts van de weg staan voedergewassen, vooral maïs en bieten. Omdat we gisteren vergeten zijn om inkopen te doen, hebben we ook niet ontbeten. Onze magen beginnen te grommen en zonder eten is de energietank al gauw leeg. Gelukkig bereiken we na 2u30 Villavante. In de bar verslinden we elk een grote bocadillo con jamón y queso, doorgespoeld met een grote café con leche. Een heleboel bekenden druppelen de één na de ander de bar binnen: Catharina, de 20-jarige Oostenrijkse die nu weer alleen stapt, Alex de uitgeputte Mexicaan, de Deen Jan die in Kopenhagen aan zijn tocht begonnen is. Even later ook Claude en Martine.


Dan stappen we verder over een kiezelweg naar Hospital de Órbigo. We komen het stadje binnen langs een zeer lange middeleeuwse brug. Hieraan is een waar gebeurd verhaal gekoppeld. Een ridder had aan een schoon madam de eerder onpraktische belofte gedaan om ter harer ere elke donderdag met een zware ketting rond zijn hals rond te lopen. Om van die belofte af te raken beloofde hij om 30 dagen lang - 15 dagen voor het feest van Sint-Jakob op 25 juli, en 15 dagen erna - elke ridder die over de brug zou komen tot een tornooi uit te dagen. En zo geschiede. Na de 30 dagen bracht de ridder de zware ketting naar Santiago de Compostela, waar ze een borstbeeld van Sint-Jakob siert.


Eens in de stad verzorgt Jenny Hugo's blaar op zijn kleinste teentje. Het ziet er al beter uit. Onderwijl stapt er een pelgrim met een ezel voorbij. We hebben de indruk dat de verstandigste van de twee er niet meer veel zin in heeft en dat hij de tocht geen tweede keer zal ondernemen. Zoals we weten stoot een ezel zich geen twee keer aan dezelfde steen.

Na Hospital de Órbigo wandelen we over een aardenweg de heuvels in. Nog 1u30 later zijn we in Santibañez de Valdieglesias, een onooglijk dorpje met één bar, geen winkel, geen restaurant en geen internet. We twijfelen om hier te overnachten, maar het volgende dorp is nog 9 km verder.

Om 13u opent de drukdoende Italiaanse hospitalero Erculo de albergue. Het is er gezellig en uit de commentaren in het gastenboek blijkt dat hij goed kan koken. Dat overtuigd ons om te blijven. We krijgen een stapelbed op een kamer van 4 personen. Na een douche en een siesta lopen we de ommuurde tuin van de albergue binnen. Hij staat vol met fruitbomen, die zorgen voor een weldoende schaduw. Hugo probeert wat kersen te plukken, maar zijn benen en armpjes zijn wat kort. Even later plukt een boomlange Duitser al het lekkers voor zijn neus weg. We schrijven er de tekst voor onze blog en daarna keuvelen we gezellig met Claude en Martine.



Vanuit de keuken waaien ons heerlijke geuren tegemoet en om 7 uur roept Erculo alle pelgrims om plaats te nemen aan de lange tafel. Het eerste gerecht is een risotto met paprika en tomaat, die overheerlijk smaakt. Dan volgt een combinatie van drie gerechten: een ensalada mixta, tortilla en aardappelen gekookt in tomaat en paprika. Dit alles overgoten met voldoende hoeveelheden vino tinto. Als nagerecht een plakje cake met frambozencoulis er boven op. De gesprekken zijn soms babylonisch verward. Frans, Zweeds, Italiaans, Portugees, Spaans, Duits en wat Vlaams kabbelt door elkaar. We weten soms niet meer wie we in welke taal moeten aanspreken.


Om negen uur pakken we onze rugzakken en gaan we onder zeil. De vele dagen achter elkaar stappen beginnen zwaar te wegen. Niet zozeer fysiek, want onze conditie is dankzij de Fitclass prima in orde, maar het is niet altijd vanzelfsprekend om je mentaal elke dag weer opnieuw op te laden voor de tocht. Avonden zoals vandaag helpen ons om door te zetten.

Al 527 km gedaan, nog 293 km te doen.

donderdag 18 juni 2009

Dag 22: León - Villar de Mazarife


Na een zwoele nacht brengt ook de ochtend geen verkoeling. In het 'zweet des aanschijns' maken we onze rugzakken vertrekkensklaar. We maken dankbaar gebruik van het gratis aangeboden ontbijt. Om 6u30 lopen we door de nog stille straten van León. De thermometer wijst al 18 graden aan. Dat belooft.



Even later lopen we langs het voormalige pelgrimshospitaal van San Marcos, nu deels omgevormd tot een museum en deels tot een parador. De paradores zijn schitterende hotels in meestal historische gebouwen. Franco heeft er indertijd de aanzet toe gegeven. Heeft de man toch nog iets zinnigs gedaan.


De tocht loopt twee uur lang door de voorsteden van León. Op een bepaald moment hebben we de keuze tussen twee routes. De kortere loopt verder langs de ons al goed bekende N-120 en de langere langs rustige paden over de Páramo hoogvlakte. Omdat de smaak van stof en uitlaatgassen van vrachtwagens en auto's ons intussen genoegzaam bekend is, kiezen we voor de langere route. En we worden beloond. Ineens is het veel rustiger stappen.



Op de Páramo zien en ruiken we citrusroosjes, wilde lavendel en brem. In de kreken kwaken de kikkers en de ooievaars hebben dan ook weinig moeite om te ontbijten. We heffen spontaan een Leuvens studentenlied aan: 'Aan de oevers van de Dijle zat verscholen in het riet...'. Ook twee Franse koppels, Claude en Martine, Michel en Anne-Marie, die al enkele dagen hetzelfde traject stappen, hebben de alternatieve route genomen. Bert en Lieve, Marcel uit Brasschaat en een heleboel andere bekenden kiezen voor de kortere route langs de N-120. Zullen we ze nog terugzien?


Hugo, het kieken, heeft gisteren per vergissing de twee nog resterende broodjes en een hele lat chocolade de vuilbak ingekieperd. We moeten het dus stellen met elk één graanreep, want in geen enkel van de dorpjes waar we doorkomen, is er ook maar een bar of een winkel te zien.

Als we bijna in Chozas de Abajo zijn, krijgt Jenny een plotse aanval van 'turista'. Vreselijk genoeg is de dichtsbijzijnde struik net iets te ver weg. Als intussen volleerde pelgrims lossen we dit creatief op. In Chozas doet Jenny een noodwasje en eten we een bocadillo met ei. Wel in deze volgorde, want we zijn propere pelgrims!

Nog een uurtje later komen we in Villar de Mazarife aan. Er zijn drie kleine albergues en we kiezen voor 'Tio Pepe' (nonkel Piet). We krijgen een kamertje met slechts één stapelbed en op de gang zijn er twee badkamers, één met ligbad en één met douche. We zijn de koning te rijk. Als we terug beneden komen, zitten de twee Franse koppels, Claude en Martine, Michel en Anne-Marie, in de bar achter een grote pint. Ze logeren in een andere albergue, maar eten hier samen met ons een dagmenu. Het wordt gezellig tafelen.



Daarna doen we de was en houden een weldoende siesta. Tegenover onze albergue staat het kleine lokale Sint-Jacobskerkje. Een lokale kunstenaar heeft de absis mogen herschilderen. Zijn werk combineert wonderbaarlijk mooi met het eeuwenoude retabel. Op de bank voor de kerk zitten twee mensen uit het dorp, waarmee we een praatje slaan. Met ons beperkt Spaans komen we te weten dat een aantal mensen uit het dorp indertijd uitgeweken zijn naar Luik om er in de mijnen te werken. De meesten zijn nooit teruggekeerd. Het is het verhaal van zovele emigranten, die een betere toekomst voor henzelf en voor hun kinderen zochten. Ook de echtgenoot van de vrouw is mijnwerker geweest. Eerst werkte hij in Asturias in Noord-Spanje en daarna probeerde hij het drie maanden in Luik, maar hij had teveel heimwee en keerde terug naar zijn dorp.

Daarna eten we nog iets in de bar om vervolgens de koelte van ons kamertje op te zoeken. Het raam staat wijd open, maar in het dorpje is het muisstil. Af en toe klepperen de ooievaars, die bovenop de kerktoren hun nest hebben gebouwd. We doezelen zachtjes weg.

Omdat we een alternatieve route hebben genomen, weten we nu niet meer precies hoeveel kilometer we al hebben gegaan. Dus bij benadering: 511 km gedaan, 307 km nog te gaan.

woensdag 17 juni 2009

Dag 21: Mansilla de las Mulas - León


Om kwart na zes ontwaken we als eerste op onze kamer. We verfrissen ons en eten ons traditioneel ontbijt: yoghurt, een banaan en een broodje. Pas om halfacht zijn we op weg. Het eerste stuk kiezelweg loopt evenwijdig met een drukke asfaltbaan. De auto's en vrachtwagens razen langs ons heen, maar het is wel veilig. Pas vanaf Puente de Villarente wijkt het pad verder weg van de grote baan. Er zijn zelfs schoenen, die er hun tong op uit steken.


Rechts van ons in de verte lijken de Picos de Europa, eigenlijk uitlopers van de Pyreneeën, met ons mee te reizen. Dan stuurt men ons omhoog de Valencianoberg op. Boven aangekomen gaan we langs een slecht begaanbaar pad weer naar beneden. Als compensatie krijgen we een prachtig zicht op de aloude stad León. De temperatuur is ondertussen gestegen tot een stuk boven de 30 graden.

In León aangekomen twijfelen we even tussen een hotel en de refugio van de benedictinessen. We kiezen toch maar voor het laatste. Mannen en vrouwen slapen netjes in gescheiden slaapzalen. De koppels in weer een derde slaapzaal. Jenny's linkerscheenbeen voelt pijnlijk aan en na een verfrissende douche rust ze een tijdje uit. Hugo heeft zijn eerste blaar, op zijn kleine teen. Tijdens de tocht dacht hij dat er een steentje in zijn wandelschoen zat, maar toen dat steentje even later ook in zijn pantoffel opdook, bleek het dus om een blaar te gaan. Goede schoenen en sokken, maar de kilometers eisen toch hun tol.

Na haar siesta verzorgt Jenny Hugo's teentje met liefde en kunde. Tot onze verbazing komt de 'young angry Québecquois' voorbij gewandeld. Het is van in Los Arcos - 16 dagen geleden - dat we hem nog gezien hebben. Zijn toen geventileerde weerzin voor Spanje is volledig weggeëbd.



Daarna bezoeken we de gotische kathedraal. Vooral de brandglasramen zijn prachtig. Ze komen prachtig uit in de verder sobere kerk. Een eindje verder staat de San Isidoro basiliek, de oudste vroegromaanse kerk in de wereld. Door zijn eenvoud toch wonderbaarlijk mooi.

We lopen een apotheek binnen om een extra tube Voltarenzalf te kopen voor de beentjes van Jenny. Het lijkt of je hondervijftig jaar terug reist in de tijd. Het interieur, de kasten, de talloze schuifjes en de porseleinen potjes zijn nog perfect intact. De apothekers zelf halen de gevraagde medicatie uit een supermoderne bergruimte erachter. Een prachtige combinatie.


Dan werken we onze blog bij en lopen daarna een restaurant binnen. We zijn de enigste klanten en dan zijn we altijd een beetje op onze hoede wat de kwaliteit van de keuken betreft. Maar dat blijkt echt niet nodig. We eten een heerlijke wittebonensoep met venusschelpjes. Daarna eet Jenny kip met look toebereid en Hugo mals gestoofde kalfstong. Allebei erg lekker.

Als we rond 21u30 buiten komen, kan je over de koppen lopen. De terrasjes zitten vol en iedereen is aan het rond paraderen. Op de pleintjes is er veel ambiance, zelfs life optredens maar pelgrims moeten ten laatste om 22u binnen zijn. We missen het leven in de stad dat nu pas goed op gang komt.

Op de dichtbevolkte slaapzaal is het broeierig heet en de meeste pelgrims liggen boven op hun slaapzak. In het schemerlicht glimmen hun lijven van het zweet. Ondanks dat we bij het open raam slapen, ontsnappen we niet aan de warmte en echt goed slapen doen we niet.

Al 490 km gedaan, nog 328 km te doen.

dinsdag 16 juni 2009

Dag 20: Bercianos del Real Camino - Mansillas de las Mulas


Om halfzes begint het gerommel op de slaapzaal. We proberen nog even naar het toilet te gaan voor we vertrekken. Omdat er slechts 2 toiletten zijn voor meer dan 30 mensen en sommigen er blijkbaar de lokale krant zitten te lezen, geven we het wachten op. Op het moment dat de zon boven de horizon verschijnt, trekken we weer de Camino op. Zoals gisteren loopt de kiezelweg naast een rustige asfaltbaan. We passeren het slaperige El Burgo Ranero, waar het verval of misschien is het armoede, van de muren lijkt te druipen.




Regelmatig zien we 2 rugzakken langs de weg staan, met één pelgrim wakende. Een duidelijk gevolg van de beperkte sanitaire voorzieningen in de albergue. Ook wij ontsnappen er niet aan en even later zoeken we beurtelings een plaatsje achter de bremstruiken. Gelukkig staat de brem in volle bloei en ruikt hij heerlijk. Dat compenseert één en ander.


Langs de kiezelweg staan pas aangeplande platanen en die geven nog maar weinig schaduw. Dertien kilometer verder zijn we in Riliegos waar we in een bar een heerlijke tortilla eten. Als we terug vertrekken komen Bert en Lieve net aan.



Nog 6 km verder arriveren we in Mansillas de las Mulas. We vinden er een mooie albergue gebouwd rond een binnenplaats. We krijgen een bed op een kamer met 6 stapelbedden. Als we na een weldoende douche beneden komen, zien we heel wat oude bekenden terug, die we al een hele tijd niet meer gezien hebben. Zo zijn er Thérèse en Monique, die we door de perikelen met Hugo's benen sinds Tosantos, 9 dagen geleden, hebben moeten laten gaan. Verder ook het Zwitsers koppel, die wel geplaagd zitten met serieuze beenproblemen. Ze willen toch doorstappen tot Santiago en laten nu hun rugzakken met een taxi transporteren. Ook een sympathiek Frans koppel, die we sinds Najera - 12 dagen geleden - niet meer hebben gezien. De man heeft etterende blaren aan zijn voeten en heeft noodgedwongen een stukje met de taxi afgelegd om zich in het ziekenhuis van Sahagún te laten verzorgen. Ook Alex, de 22-jarige Mexicaan strompelt tegen 16 uur binnen. Zijn beide voeten liggen open en hij is doodop. Alleen rusten kan hem helpen.


's Avonds gaan we samen met Bert en Lieve eten. Bert heeft van iemand een uitstekend restaurant aanbevolen gekregen. Het ligt 'iets' buiten het stadje. Dat 'iets' blijkt uiteindelijk enkele kilometers te zijn. Bij het restaurant aangekomen blijkt het tot overmaat van ramp zijn wekelijkse sluitingsdag te houden. Dus keren we terug. Van stappen krijgen vandaag blijkbaar niet genoeg. Rond 22u kruipen we in onze zijden slaapzak. Het is erg warm op de kamer en we raken moeilijk in slaap.


Al 470 km gedaan, nog 348 km te doen.

maandag 15 juni 2009

Dag 19: Terradillas de los Templarios - Bercianos del Real Camino


Om halfzes zijn we klaar wakker. Tot onze
verbazing slaapt iedereen op onze kamer nog stevig. We proberen zo stilletjes mogelijk onze spulletjes uit de kamer te halen. In het donker maken we onze rugzakken klaar, maar het lukt niet zo erg goed. Om kwart voor zeven zijn we klaar om te vertrekken. Het heeft deze nacht hard geregend en de paden zijn op plaatsen erg modderig.




Een goed uurtje later naderen we het dorpje Moratinos. We zien huizen - of zijn het bergruimtes - uitgegraven in de lage heuvels van leemgrond. Ze hebben netjes geverfde deuren en bovenop de heuvels staan schoorstenen en zelfs tv-antennes.


Nog een uur later komen we aan in San Nicolás del Real Camino, waar we ons ontbijt eten: twee bocadillos met ei en een café con leche. Eigenlijk een broodje teveel, want ze zijn gigantisch groot. Ook Marcel uit Brasschaat heeft er net ontbeten en spoelt de koffie door met een bruine Grimbergen. Even verder zit iemand aan zijn tweede glas wijn en nog verder aan de toog bestelt iemand een grote pint. Het is 8u30 in de morgen. We staan erbij en kijken er verbaasd naar.



Na nog anderhalf uur lopen we over een middeleeuws brugje langs de Ermita Virgen de Puente naar de stad Sahagún. Men is er bezig om de hekken op te ruimen, die gisteren hebben gediend om de stieren door de stad naar de arena te jagen voor de plaatselijke corrida.



Na Sahagùn gaat de tocht voor meer dan 10 km over een speciaal aangelegde kiezelweg evenwijdig met een rustige asfaltweg. Jenny's benen zijn vermoeid en ze gaat langzamer stappen. Eigenlijk heeft ze een flinke baaldag.



Na 2u30 komen we in Bercianos aan de lokale albergue is een grote woning, die vroeger aan rijke landeigenaars heeft toebehoord. Ze is opgetrokken in de typische bouwstijl van de streek: houten vakwerk met okerkleurige leem opgevuld. In deze streek was leem vroeger het enig beschikbare bouwmateriaal. Zelfs hout was bijzonder schaars. De 3 hospitaleras - vrijwilligers uit Léon - ontvangen ons hartelijk en we krijgen een bed op de bovenverdieping onder de houten balken. Jenny ploft neer op haar bed en is het volgende uur incommunicado. Als ze terug wakker is, gaan we de enige bar in het dorp. Wie zit er aan de toog? Ja hoor, Marcel met een dikke pint. Ook Lieve en Bert zijn toegekomen en hun kaarsjes zijn ook uit.



's Avonds hebben de hospitaleras voor alle pelgrims gekookt: een lekker slaatje en daarna pasta con carne. Er is wat onduidelijkheid over de wijn. De bedoeling was dat alle pelgrims zelf voor hun wijn zouden zorgen, maar een groot deel heeft dat blijkbaar niet begrepen. Gelukkig wordt alles broederlijk gedeeld. Al zingend wordt de afwas gedaan en daarna kijken we met z'n allen naar de prachtige zonsondergang. Bert voelt zijn scoutstijd terugkomen en heft "...ik heb de zon zien zakken in de zee...." aan. Tegen 22 u zoeken we onze veldbedjes op en even later zijn we al in dromenland.

Voor de overnachting, het avondmaal en het ontbijt mogen we gewoon een vrije bijdrage schenken. Dit geld dient om de pelgrims van morgen weer eten te kunnen geven en het huis in goede conditie te houden.

Al 444 km gedaan, nog 374 km te gaan.

zondag 14 juni 2009

Dag 18: Carríon de los Condes - Terradillos de los Templarios


Gisteravond is er nog een groep pelgrims vertrokken om de tocht 's nachts te maken. Omdat er in deze streek bijna geen lichtvervuiling is, kan je er een prachtige sterrenhemel zien. Achteraf vernemen we van hen dat ze op een fiks onweer getrakteerd zijn en dat ze bliksemflitsen in plaats van sterren hebben gezien.




Wij staan om kwart na vijf op. Omdat er nog enkele pelgrims slapen, brengen we ons materiaal naar de keuken om daar onze rugzakken te pakken. Om 6u20 vangen we onze dagtocht aan. In de stad zijn er overal krijtfiguren op straat te zien. Later op de dag zullen deze opgevuld worden met bloemblaadjes en gekleurd houtschaafsel. Het maakt deel uit van de processie van Christus Koning. Van klein tot groot wordt hieraan meegewerkt.



Vandaag lopen we langs de Cañada Leonesa. Vanaf de 12de eeuw dreven herders langs deze cañada, of schapendrijversweg, hun kuddes merinoschapen in het voorjaar van de Sierra Morena in Andalusia naar de Cordillera Cantabrica in het noorden van Léon om ze daar op de sappige weiden te laten grazen. In het najaar vond de omgekeerde beweging plaats.



Was gisteren eentonigheid troef, voegt zich daar vandaag nog eenzaamheid aan toe. Dat is wat een kaarsrechte kiezelweg met niets dan dor gras en enkele schaarse graanvelden ernaast, met je doet. Jenny zet na een tijdje haar zelfgemaakte mantra in: "Grote stenen, kleine stenen, kiezelstenen, zand". Het helpt om de kilometers af te malen en zonder te stoppen - er is immers geen rustplaats of water, laat staan een dorp - bereiken we na bijna 4 uur Calzadilla de la Cueza. In het onooglijke dorpje met enkele huizen eten we ons brood met ham en kaas op. We vinden even later toch een bar open en drinken er een café con leche.



Na het dorpje verandert het landschap enigzins. Er zijn weer enkele heuvels te zien. Via Lodijas bereiken we om 13u15 Terradillos de los Templarios. Deze naam verwijst naar de Tempeliers, een orde hospitaalridders voortkomend uit de kruistochten. Ook bekend van de uitdrukking 'kunnen drinken als een tempelier' en het zal wel geen water geweest zijn.


In de albergue aangekomen krijgen we een bed toegewezen in zeer nette kamers van 6 personen. Het zijn deze keer geen stapelbedden, dus krijgt Hugo voor een keer geen pijn aan zijn hoofd als hij opstaat en moet Jenny niet naar boven klauteren. Ook onze man uit Brasschaat ligt bij ons op de kamer. Even later komen ook Bert en Lieve uit Waasmunster aan, alsook de 6 Franse gepensioneerden. Ondertussen is het buiten beginnen regenen, maar gelukkig kunnen we onze was onder een afdak ophangen.

We merken de nederlander weer op, waarmee we enkele dagen geleden, toen nog samen met Willem Hoet, iets gedronken hebben. Hij is een eind in de veertig en heeft een naar onze smaak een eerder ongezonde voorkeur voor zeer jonge en vooral eenzame meisjes.


(Marcel, Jenny, Bert en Lieve)

Nadat we onze blog hebben bijgewerkt, gaan we nog iets drinken in de bar van de albergue. We treffen er Bert en Lieve uit Waasmunster weer aan en ook onze man uit Brasschaat, die Marcel blijkt te heten. Hij heeft ondertussen al een flink aantal Veteranos achterover geslagen en blijft gezapig in het plat Antwerps verhalen vertellen. Buiten zitten nog een groep jongeren gitaar te spelen en te zingen. Pas om 22u30 is alles stil.

Al 420 km gedaan, nog 398 km te doen.